Verpleegkundigen die zich gesteund voelen door hun organisatie, collega’s, medisch specialisten en hun leidinggevenden gaan met een grotere zelfverzekerdheid aan de slag met evidence-based practice (EBP). Ook hebben zij dan een positiever beeld van het nut van hun inspanningen. Acht STZ Ziekenhuizen van het Research and Education in Nursing Consortium (RE-Nurse) deden mee aan ons onderzoek naar de steun die verpleegkundigen ervaren voor het actief werken aan EBP. De rapportage van dit onderzoek is 3 november gepubliceerd.
EBP kennen we als het principe dat schuilgaat achter het streven om zorg te verlenen waarvan in wetenschappelijk onderzoek is aangetoond dat het werkt. De werkelijkheid is een stuk genuanceerder. Zorgverleners die evidence-based werken zorgen dat keuzes door een goed geïnformeerde patiënt en zorgverlener samen gemaakt worden. Die zorgverleners moeten naast luisteren naar en zorgen voor patiënten ook EBP-activiteiten ondernemen. Van hen wordt dan verwacht dat zij kennistekorten in hun dagelijkse werk herkennen, daarover Engelstalige wetenschappelijke artikelen zoeken, lezen en beoordelen, de onderzoeksresultaten begrijpen en daarmee patiënten en collega’s informeren en hen helpen te kiezen. Verpleegkundigen die actief zijn met EBP zijn onmisbaar, zoals de wereldwijde roep om passende, toegankelijke en betaalbare zorg en de-implementatie van onnodige zorg laat zien.
Verpleegkundigen zijn zelf nog te weinig structureel actief met EBP, bijvoorbeeld in EBP-werkgroepen waarin verpleegkundigen zelf op zoek gaan naar antwoorden bij vragen uit en over de dagelijkse zorg. Internationaal onderzoek toont factoren die verpleegkundigen belemmeren of stimuleren om actief met het EBP-proces te werken. Zo is al veel bekend over de noodzaak van een gedegen opleiding en het opdoen van ervaring door regelmatig EBP-activiteiten te ondernemen. Verder is bekend dat verpleegkundigen zelf matig vertrouwen op hun eigen kunnen in EBP (self-efficacy, zelfverzekerdheid) en een relatief lage verwachting hebben van het resultaat van hun inspanningen (outcome expectancy, uitkomstverwachting). In onderzoek verwoorden zij bijvoorbeeld ervanuit te gaan dat een arts waarschijnlijk betere literatuur gelezen heeft dan zij en daarom terughoudend zijn met het inbrengen van zelf gelezen onderzoeksresultaten. Ook geven verpleegkundigen in internationale literatuur aan niet in een positie te zijn om daadwerkelijk zorgverlening te veranderen.
Dit onderzoek richtte zich op de invloed van ervaren steun vanuit de leidinggevende en werkomgeving van verpleegkundigen op het vertrouwen op eigen kunnen in EBP en de uitkomstverwachting van verpleegkundigen daarbij. De dataverzameling bestond uit twee gevalideerde vragenlijsten die de vier onderwerpen “Self-efficacy in EBP”, “Outcome Expectancy”, “Ervaren steun van Leidinggevenden” en “Ervaren Steun van Werkomgeving” bij verpleegkundigen uitvroegen. Om de invloed van ervaren steun voor EBP op vertrouwen op hun eigen kunnen in EBP en de uitkomstverwachting te onderzoeken is een regressieanalyse uitgevoerd.
De verschillen tussen verpleegkundigen van de deelnemende instellingen en samenhang tussen verpleegkundigen binnen de instellingen bleek te verwaarlozen, waardoor de deelnemers dus als één groep behandeld werden. De achterwaartse selectie van variabelen in de regressiemodellen voor “Self-efficacy in EBP” en “Outcome Expectancy in EBP” leverde op dat “Ervaren steun van Leidinggevenden” weg viel in de regressiemodellen met “Ervaren steun van de Werkomgeving”. Zonder de werkomgeving in het beginmodel bleef de variabele “Ervaren steun van Leidinggevenden” wel relevant in het regressiemodel. Waarschijnlijk heeft dit te maken met dat een aantal faciliteiten in de werkomgeving (mede) beschikbaar gesteld worden door een leidinggevende. Onderdeel van de werkomgeving zijn naast faciliteiten vanuit de organisatie, zoals betaalde scholing en toegang tot wetenschappelijke databanken, ook het geuite belang van EBP voor verpleegkundigen, de beschikbaarheid van EBP-experts en aanmoediging vanuit een team van collega’s, medici en andere zorgverleners die bevindingen uit EBP meenemen in hun zorgverlening. Het regressiemodel hield rekening met de invloed van het opleidingsniveau van verpleegkundigen, hun werkervaring (in jaren), hun EBP-activiteiten en of zij nog studenten waren. Opmerkelijk hierin is dat een toenemend aantal jaren werkervaring gepaard ging met een dalende zelfverzekerdheid en uitkomstverwachting in EBP. Ook het feit dat verpleegkundigen nog studeerden had een negatief verband met hun uitkomstverwachting.
Het vertrouwen in eigen kunnen in EBP stijgt het sterkst als verpleegkundigen zich gesteund voelen vanuit hun werkomgeving. De uitkomstverwachting stijgt dan ook, maar minder sterk. Steun voor EBP van de leidinggevende heeft ook positief invloed op self-efficacy in EBP en outcome expectancy. De verpleegkundigen scoren hun self-efficacy in EBP gemiddeld op 61% van de maximale score. Uitkomstverwachting scoort 71% van het maximum. Ervaren steun wordt gewaardeerd met respectievelijk 54% voor steun vanuit de leidinggevende en 62% van de maximale score voor steun vanuit de werkomgeving.
In een kwalitatieve vervolgstudie wordt gekeken naar de ervaringen van verpleegkundigen en de manier waarop die invloed hebben op het vertrouwen in eigen kunnen, de uitkomstverwachting en het uiteindelijk actief zijn in EBP.